Hoofdstuk 6: Joseph Hermann (1912-1989): De Japanse bezetting en terug naar Nederland

Derde Generatie

21.3.1 Joseph Schwab en Louise Apon kregen 6 kinderen.
21.3.1.1 Paula Schwab Hagenbeek en
21.3.1.2 Edmond werden geboren voordat het huwelijk van Louise met Hagenbeek was ontbonden, zodat zij wettelijk de naam Hagenbeek droegen. Om die reden kon Joseph zijn zoon Edmond niet erkennen, maar zijn later geboren zoon
21.3.1.3 Joseph Hermann wel. Dat erkennen deed Joseph overigens pas toen Joseph Hermann 17 jaar oud was. Paula heeft later haar naam doen wijzigen in Schwab Hagenbeek. Het vierde kind, is
21.3.4 Cornelia; het vijfde kind
21.3.5. Magda overleed na drie maanden ende jongste is
21.3.6 Franz Emile
21.3.1.3 Joseph Hermann Schwab, mijn vader, wordt op deze pagina uitvoerig behandeld. Voor nadere gegevens over de andere kinderen van 21.3.1 Joseph Schwab  en hun nakomelingen, zie: de andere kinderen : Paula, Edmond, Cornelia, Franz Emile

Vierde Generatie

21.3.1.3  Joseph Hermann Schwab

40373_110869568968343_2772537_n(3)


21.3.1.3 Joseph Hermann Schwab. Zoon van Joseph Schwab en Louise Apon. Geboren 8 Juli 1912 te Soerabaja, erkend 30 september 1929 en overleed 20 September 1989 te ´s-Hertogenbosch. Begraven in Den Haag, begraafplaats st.Petrus Banden.

Hij huwde (1e) op 28 september 1938 te Den Haag met Donkel, Maud Lilian (geboren 4 november 1914 te Amsterdam, overleden 2 april 2000 te Leidschendam; dochter van Henri Emile Donkel en Amelia Maria van Someren). Gescheiden 27 juli 1951.Uit dit huwelijk twee dochters:
21.3.1.3.1 Maria Maud Schwab
21.3.1.3.2 Maria Joke Schwab
Hij huwde (2e) op 8 juni 1954 te Djakarta met Van Lingen, Pauline Beatrice, geboren op 14 mei 1918, te Tjibatu, Garut; Dochter van Willem Arnold van Lingen & Carolina Catharina van der Heyde.  Pauline Beatrice van Lingen was eerder gehuwd, in 1938 te Batavia, met Davis, Frits Adolph [een neef van Maud Lilian Donkel]. Zij had uit dat huwelijk een zoon: Davis, Jan Adolph, geboren Batavia 2 mei 1940. Het huwelijk met Davis werd in 1953 door echtscheiding ontbonden.
Uit dit huwelijk twee zonen:
21.3.1.3.3 Werner Maria Schwab
21.3.1.3.4 Kurt Maria Schwab


21.3.1.3 Joseph Hermann (Jos) wordt op 8 juli 1912 geboren te Soerabaja.

Jos derde van links, met stropdas

jeugd en opleiding    

Hij doorloopt van 1919-1926 de lagere school te Semarang. Van 1926-1932 volgt hij de HBS-A met 5-jarige cursus (Litterair Economisch Afdeling) te Semarang. Zijn eindexamenklas bestaat uit 7 meisjes en hijzelf………. Hij verkrijgt na zijn eindexamen een studiebeurs van de Vereniging van Leraren, waarvan hij geen gebruik maakt, omdat deze bestemd was voor studie te Batavia en hij de voorkeur geeft aan studie in Nederland.  Hij vertrekt naar Nederland om in Leiden te gaan studeren. Zoals hij zelf altijd vertelde had hij bij aankomst in Nederland niets anders dan de broek die hij aanhad en zijn cello.

Van oktober 1932 tot september 1933  volgt hij het eerste studiejaar aan de Rijksuniversiteit Leiden (Indisch Recht)

Van oktober 1933 tot november 1934 volgt hij de opleiding aan de School voor Reserve Officieren der Infanterie te Breda. Hij is in Nederland niet dienstplichtig, maar hij neemt met ingang van 31 mei 1933 vrijwillig dienst bij de Koninklijke landmacht, voor de opleiding tot adspirant-vaandrig bij het 6e Regiment Infanterie. Op 4 oktober van dat jaar komt hij dan op voor Eerste Oefening en wordt per 16 december bevorderd tot korporaal. Hij wordt  1 januari 1934 – omdat hij al vrijwillig dient – als dienstplichtige bij de landmacht buiten tegenwoordigheid ingelijfd als buitengewoon dienstplichtig van de lichting 1934. Op 30 maart 1934 wordt hij bevorderd tot sergeant-titulair en op 23 juli 1934 wordt hij bevorderd tot vaandrig en overgeplaatst naar 11 Regiment Infanterie. Op 1 september 1934 zit de Eerste Oefening erop en gaat hij met groot verlof.

Bij KB. no 135 van 27 december 1934 wordt hij per 1 januari 1935 benoemd tot reserve-tweede-luitenant der Infanterie. Hij komt weer in werkelijke dienst voor cursussen en herhalingsoefeningen van 4-23 juli 1935 , van 7-27 september 1936, van 28-30 april 1937 en van 12- 18 september 1938.

Haagsche Courant dinsdag 12 feb.1935

40373_110869572301676_348155_n(2)Hij vervolgt zijn studie in Leiden. Hij wordt lid van de katholieke Studentenvereniging st.Augustinus. Op 12 februari 1935 behaalt hij het Candidaatsexamen Indisch Recht te Leiden.

Op zaterdag 29 juni 1935 verlooft hij zich met Maud L. Donkel. Zij is woonachtig op de Nassaukade 50 Rijswijk. Hij woont (tijdelijk) aan de Groeschbeekse weg 134 Nijmegen.

Haagsche Courant zaterdag 29 juni 1935

Wegens financiële moeilijkheden moet hij zijn studie onderbreken; hij hervat deze in mei 1936 met een beurs van het Kolffonds. In juni 1938 behaalt hij het Doctoraalexamen Indisch Recht en rondt hij de aanvullende studie Indologie af. Deze  studie aan de verenigde faculteiten rechten/letteren is de standaard vooropleiding voor ambtenaren van het Binnenlands Bestuur in Nederlands Indië. Op 28 september 1938 huwt hij te Den Haag met Maud Lilian Donkel. In november 1938 vertrekt hij weer naar Nederlands Indië. Van februari 1939 tot september 1940 is hij werkzaam als Redacteur Provinciale Secretarie Midden-Java.

Bij KB nr 50 van 13 december 1938 wordt hij bevorderd tot reserve Eerste luitenant per 1 januari 1939. Hij keert terug naar Indië en wordt benoemd tot reserve Eerste luitenant der Infanterie bij het KNIL, met een ouderdom in rang per 1 januari 1939. In 1939 is hij in werkelijke dienst voor drie weken voor herhalingsoefeningen bij het 6e bataljon Infanterie in de maanden aug/sept; idem voor drie weken in mei/juni in 1940.

De Sumatra Post donderdag 29 augustus 1940

Bataviaasch Nieuwsblad zaterdag 7 september 1940

Op 29 augustus 1940 wordt hij met negen andere jonge juristen aangewezen voor het volgen van een aanvullende studie Indologie van één jaar aan de Rechtshoogeschool, waarna zij voor plaatsing in de actieve bestuursdienst in aanmerking komen. Die plaatsing volgt wel heel snel, want op zaterdag 7 september lezen wij, dat hij tijdelijk wordt belast met de waarneming der betrekking van adspirant-controleur bij het Binnenlandsch Bestuur met bepaling dat hij voorloopig ter beschikking wordt gesteld van de Directeur van Binnenlandsch Bestuur ten einde, voor zoover zijn aanvullende studie zulks zal toelaten, te worden belast met zoodanige werkzaamheden als noodig geacht zal worden hem op te dragen. In september 1940 volgt benoeming tot Adspirant Controleur bij het Binnenlands Bestuur. (Departement, Afdeling Agrarische Zaken en Kolonisatie.)  Op 7 mei 1941 wordt te Batavia zijn oudste dochter Maria Maud geboren. Het huwelijk is evenwel niet succesvol.

Oorlogsjaren; gevechtshandelingen en krijgsgevangenschap

In 1941 komt hij weer voor herhalingsoefeningen op, voor drie weken bij het 10e Bataljon Infanteriete Batavia, onder commando van majoor De Vries; Dit was de training voor zijn oorlogsfunctie als sectiecommandant bij de 2e compagnie onder kap.Ohl. Hij komt weer op voor herhalingsoefeningen op 3 december 1941 en blijft in dienst als op 7 december 1941 in Nederlands Indië de oorlog uitbreekt. Bij de japanse inval is hij op 8 december 1941 dus al in werkelijke dienst.
Hij neemt deel aan een aantal gevechtshandelingen als sectiecommandant en plv.compagniescommandant,  waaronder de gevechten op Sumatra bij de olieraffinaderijen te Palembang, bij Pladjoe en Martapoera op 14 en 15 februari 1942 ;  en op Java bij Kalidjati en de omgeving van Bandoeng. In de studie van de krijgsgeschiedkundige afdeling van het Departement van Defensie, Hoofdkwartier van de generale staf, “Nederlands-Indië contra Japan, deel VI, de strijd op Ambon, Timor en Sumatra” , pag. 64-77   wordt gewag gemaakt van die gevechten waarbij de reserve Eerste luitenant, die het bevel voert over twee secties van de Menadonese compagnie van X bataljon Infanterie, met mitrailleurs en een tankbuks een aantal malen met ere wordt genoemd;

“(14 februari) (…..)Te 13.20 werd de aanval ingezet op de raffinaderij, die in het centrum van het complex lag, waar de Japanners zich sterk hadden verschanst. De aanval had plaats onder dekking van mortiervuur, terwijl de hoge vijandelijke opstellingen op de torens door mitrailleurvuur werden geneutraliseerd. Dankzij het doortastend en beleidsvol optreden van de twee voorsecties, die onder bevel stonden van de luitenants J.H.Schwab en E.J. van Blommenstein, slaagde de aanval volkomen (………)” (pag 70).

“(…) De compagnie van kapitein Ohl had bij deze actie slechts geringe verliezen geleden: één zwaar- en enkele lichtgewonden. Dit was behalve aan het slechte schieten van de vijand, voornamelijk te danken aan de lofwaardige wijze waarop de luitenants Schwab en Van Blommenstein hun afdelingen hadden geleid. (….)”  (pag 71)

“(….) Te 21.30 (17 februari) vertrok de troep uit Praboeloemih in de richting van Martapoera. (…) De voorhoede van onze troepen werd gevormd door de Menadonese compagnie van het Xe Bataljon (…) die zijn sporen reeds te Pladjoe had verdiend. (….) Te  08.30 arriveerde de voorhoede te Martapoera. (…) Twee sectiën van de Menadonese compagnie, onder commando van luitenant Schwab, werden in front geplaatst met de mitrailleurs en de tankbuks op de vleugels.(…) Te 11.00 zag één van de voorsecties een Japanse rijwielpatrouille. Deze patrouille werd uiteengeslagen. (…)” “Te 13.00 namen de voorsecties over het gehele front Japanse infanterie waar. Deze trachtte door zich hier en daar bloot te geven de positie van onze automatische wapens vast te stellen. Deze bedoeling werd onderkend en de wapens bleven zwijgen. Toen de vijand tenslotte de aanval inzette ( het te doorschrijden terrein was +/- 80m breed) werd deze met zware verliezen voor de japanners afgeslagen. Zij lieten reserves aanrukken en probeerden hiermede onze oostelijke flank te omtrekken. Dit werd echter tijdig onderkend, zodat ook deze aanval met zware verliezen kon worden gekeerd (…) ” (pag.74-75)

“(….)Zowel te Pladjoe als te Martapoera had laatstgenoemde, dank zij de krachtige steun van de luitenants Schwab en Van Blommenstein, de troep volkomen in de hand en kon een uitstekende vuurdiscipline gehandhaafd worden (…..)” (pag 77)

Van de gevechtshandelingen maakte hij een rapport op dat bewaard is gebleven en later nog is gebruikt bij een historische studie door kol J.J.Nortier, “De gevechten bij Palembang in februari 1942” die in de Militaire Spectator, 1985, 154-7 is gepubliceerd. De relevante teksten, waarbij de hierboven genoemde handelingen eveneens worden genoemd, zijn hieronder beknopt geciteerd.  Het volledige verslag vind u hier

(MilSpec 1985, p357 e.v.) De 2e Compagnie (Menadonezen; afb. 17) van kap J. H. M. U. L. E. Ohl vertrok met twee versterkte secties tussen 0830 en 1030 met gevorderde autobussen uit Praboemoelih. Sectiecommandanten waren res elnt mr. J. H. Schwab en tint E.J. van Blommenstein (na de oorlog overgegaan tot de Militaire Luchtvaart). De versterkingen bestonden uit twee pelotons mitrailleurs, een sectie (groep) mortieren en twee tankbuksen (geweren antitank van 2 cm), het geheel onder commando van elnt J. Stuker van de mitrailleurcompagnie Inf X. De derde sectie van sm M. A. Deen had men niet tijdig van de oefening kunnen terugroepen.
Luitenant Schwab in zijn verslag van 31 mei 1946 (SMG5/54):
Onze opmars werd ernstig belemmerd door in grote getale langs de weg terugtrekkende troepen, merendeels Britten. De indruk, die deze eigenaardige manoeuvre op ons maakte kan getypeerd worden door de vraag van een der soldaten: ‘Bagaimana toean, tentara koening moendoer dan tentara hidjoe moesti madjoe’  (Hoe zit dat toean, het gele (khaki) leger trekt terug en het groene leger (KNIL) moet naar voren, JN). Ik bleef het antwoord schuldig maar had persoonlijk de indruk dat het in het voorterrein nu reeds was misgelopen. Desondanks was de geest onder de manschappen zeer goed. Bij aankomst te Kertapati vernamen we dat we door moesten rijden naar Pladjoe, waar we circa 1300 aankwamen. Pladjoe maakte de indruk volkomen gaaf in handen van de Jappen te zijn gevallen. Er wapperden drie Japanse vlaggen van de torens op het emplacement. Branden of vernielingen waren niet te zien. Kapitein Ohl kreeg opdracht met zijn compagnie de aanval in te zetten ter herovering van het emplacement. Van aanwezigheid op het terrein van andere eigen troepen was mij niets bekend.”

De rechtervoorsectie van Schwab kwam al spoedig onder geweervuur dat de aanval evenwel weinig hinderde.
Ook (SMG 5/54) werd mitrailleurvuur hoorbaar van een ander kaliber dan het onze, zonder dat we daar last van hadden, doch niet lang daarna moesten wij ons meer verspreiden omdat dit vuur onze beweging hinderde.
Het was heel moeilijk in het bebouwde gedeelte (de „company houses”, JN) verbinding met de compagniescommandant te onderhouden. Elke schuilkelder, ja elke plaats waar zich vijandelijke schutters konden bevinden, moest worden onderzocht. Nalatigheid hierbij zou ons vijand in de rug bezorgen. Naar het geluid van het vijandelijke vuur te oordelen gelukte het ons de vijand terug te drijven.”

militair van de sectie menadonezen van X bat Inf. wellicht elt.J.H.Schwab

De sectie Schwab kwam in moerasterrein terecht waarin de Menadonezen tot aan de borst verdwenen terwijl de vijand goede stellingen in front bezette. Inmiddels was de compagnie versterkt met een sectie (peloton) van 3 Inf X, de Javaanse compagnie van kap H. C. J. G. Schmidt, onder bevel van sm H. O. Davies. Die eenheid werd ingezet in de omgeving van de sectie Schwab, waar sm Davies al spoedig sneuvelde; de sectie kwam daarna
onder commando van res-elnt A. den Haan. Nadat de sectie Schwab, voornamelijk als gevolg van de ongunstige terreinomstandigheden, weer door de compagniescommandant was aangetrokken, bleken de Javanen onder hun nieuwe commandant niet meer voorwaarts te willen. Elnt Schwab nam daarop het commando over. Onder meer door in zijn eentje op verkenning te gaan, wist hij de eenheid weer onder controle te krijgen.
„Zwijgend en zonder verder verzet, volgde de sectie daarna mijn bevelen op. Kort daarop, het was reeds begonnen te schemeren, zagen we drie man de vlaggen van de torens op het emplacement naar beneden halen. We staakten de voorwaartse beweging om dit schouwspel gade te slaan. (Schwab arriveerde zonder verdere tegenstand bij de Komeringrivier, JN.) Enige tijd na middernacht kwam eerste luitenant Stuker van 4 Inf X (de mitrailleurcompagnie, JN) met de boodschap van kapitein Ohl dat ik de troep moest laten rusten en zelf naar de compagniescommandant diende te komen. Ik ging met luitenant Stuker naar de kapitein en bracht
verslag uit. De commandant deelde mij mede dat de aanval de volgende dag zou worden voortgezet.”

(p 366-367) Tijdens de beginfase van het gevecht werd het commando waargenomen door Int J. H. Schwab, die aanvankelijk slechts over twee secties van de eigen compagnie plus de Javaanse sectie en het peloton mitrailleurs beschikte. De overige troepen kwamen druppelsgewijs binnen. Het gevecht begon te ongeveer 1230 uur (18 februari) en de eerste vijandelijke aanval kon worden afgeslagen. Een volgende actie tegen de linkerflank had evenmin succes, evenals een aanval op de rechtervleugel.
Lnt Schwab in zijn verslag (SMG 5/54):
„De driester optredende vijand was gedeeltelijk op onze rechtervleugel doorgedrongen. Met handgranaten werd hij er echter weer uitgegooid. Onder dekking van deze granaten werd vechtend teruggetrokken. Hier heb
ik voor het eerst de morele uitwerking van onze handgranaten meegemaakt. Met zeer zware slagen sprongen zij uiteen en zullen de vijand stellig ook verliezen hebben toegebracht (de KNIL-handgranaat was een offensieve,
werd in Nederlands-Indië gemaakt, gaf bij detonatie een zware knal maar had een zeer plaatselijke uitwerking, JN). Feit is dat de vijand, naar ik vermoed door de granaten afgeschrikt, van een achtervolging afzag waardoor het ons gelukte veilig weg te komen.”

Kap Ohl kreeg te ongeveer 1630 uur opdracht het gevecht af te breken. Aan eigen zijde viel één lichtgewonde. De hoofdmacht van Inf X werd bij Martapoera niet ingezet. Maj De Vries (SMG 5/74): ,, Het gevecht van de afdeling Ohl heb ik laten afbreken:
Ie Aan de opdracht „openhouden van de brug” was voldaan (de brug werd te 1200 uur vernield, JN); 2e Mij op de westoever verbinden in een gevecht op grote schaal had geen zin, daar ik aan alle kanten kon worden omtrokken waardoor de enige verbindingsweg naar achteren zou worden afgesneden; 3e Behalve de compagnie Ohl toonde de groep vermoeidheid
en hier en daar — voornamelijk de territoriale troepen — een tegenzin ingezet te worden (Schwab meldde dat de Javaanse sectie zonder opdracht terugtrok en dat hij aan enkele Menadonezen van de 2e Compagnie opdracht gaf, iedereen neer te schieten die wegliep, JN);

Toen het KNIL op 8 maart 1942 capituleerde werd elnt Schwab met de andere militairen van X Bataljon Infanterie krijgsgevangen gemaakt  te Weltevreden. De oorlog in krijgsgevangenschap bracht hij door in kamp Struiswijk en Tjihapit te Bandoeng. Hij is barakhoofd met al het fysiek ongemak dat die taak met zich meebrengt. Overigens ontving de (beroeps) kapitein Ohl voor de dappere daden van zijn (reserve)luitenants bij KB van 11 juni 1948, nr 43, de Bronzen Leeuw.

Zijn echtgenote Maud verbleef met zijn dochter Maudje gedurende de oorlogsjaren bij een neef van Maud, Frits Adolph Davis, die gehuwd was met Pauline Beatrice van Lingen. Zij zorgde ervoor dat Jos enkele malen zijn dochtertje kon zien door met haar op de fiets langs te rijden als de krijgsgevangen werden afgemarcheerd voor het werk.
De reserve Eerste luitenant  Schwab wordt op 15 september 1945 te Bandoeng uit krijgsgevangenschap  bevrijd en ingedeeld bij het Leger organisatie centrum aldaar. Blijkens de kampregistratiekaart is de overdracht aan de bevrijdende troepen pas op 31 oktober geheel afgerond.

bestuursambtenaar op Borneo

Direct na het verlaten van het krijgsgevangenkamp in september 1945 neemt hij zijn taak als Bestuursambtenaar in Zuid-Borneo, in de Dajakgebieden op. Hij aanvaardt het bestuur over de Boven- en Benedendajak in Zuid-Borneo. Deze taak ging gepaard met het geven van steun en begeleiding van militaire troepen. In  40942_110831982305435_2805778_nverband daarmee behield hij zijn militaire status en uniform, totdat het normale bestuur weer functioneerde. Hiervoor ontvangt hij later, op 12 februari 1949, het Ereteken voor Orde en Vrede ; omdat hij daarbij geen daadwerkelijke gevechtshandelingen verrichte, zonder gespen. Per 1 januari 1946 gaat hij met groot verlof en wordt wegens beëindiging van de dienst- en reserveplicht t.a.v het KNIL, eervol ontslagen uit de militaire dienst bij het KNIL (KB 20 juli 1950 Stb K310) en vervolgt zijn diensttijd bij de Koninklijke Landmacht.

Hij was als hoofd van het bestuursressort belast met algemeen bestuurswerk en tevens Landrechter voor strafzaken voor alle bevolkingsgroepen. Op 16 november 1946 volgt benoeming tot Controleur 1e klas, waaraan later terugwerkende kracht wordt verleend tot februari 1946. Hij is werkzaam als controleur 1e klasse te Koeala Kapoeas, Borneo. Uit die periode (1946-1948) is ambtelijke correspondentie en een aantal ambtelijke dagboeken bewaard gebleven, die wellicht stof zijn voor een latere publicatie.

[ In de periode 1946-1968 vond een grootschalige repatriëring van Indische Nederlanders plaats; ruim 300.000 Indische Nederlanders kwamen vanuit de voormalige kolonie Nederlands-Indië naar Nederland. Directe aanleiding voor de repatriëring was de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië, al kwam de eerste groep evacués (1946-1949) nog voor een tijdelijk verblijf naar Nederland om bij te komen van de Japanse bezetting (1942-1945). Deze groep bestond uit circa 110.000 mensen, van wie bij benadering slechts 30.000 terugkeerden naar Indonesië. De groep die meestal aangeduid wordt als Indische repatrianten, kwam tussen 1950 en 1952 naar Nederland. In deze periode vertrokken ongeveer 80.000 Indische Nederlanders uit Indonesië, om uiteenlopende redenen. Sommigen gingen met pensioen, van anderen kwam de betrekking in Indonesië te vervallen vanwege de onafhankelijkheid en weer anderen wilden niet opteren voor het warga negara Indonesia, het Indonesisch staatsburgerschap. Deze laatste groep bestond overwegend uit Indo-Europeanen]

Naar Nederland

Aanvankelijk is het de bedoeling dat hij in december 1946 met verlof naar Nederland vertrekt. Dit verlof wordt evenwel uitgesteld. Gedurende zijn verblijf op Borneo wordt op 13 april 1947 te Bandjermasin zijn dochter Maria Joke geboren. Het huwelijk is echter feitelijk al voorbij; Maud vertrekt met haar dochters Maudje en Joke spoedig naar Nederland.

Op 25 mei 1948 vertrekt ook Jos met het M.S.”Oranje” naar Nederland met recuperatieverlof. Dit verlof was tot twee maal op verzoek van de regering
uitgesteld.
Hem wordt op 12 februari 1949 het Ereteken voor Orde en Vrede toegekend; en op 5 mei 1949  door de Commandant van het Leger te Indonesië, machtiging tot het dragen van het Oorlogs herinneringskruis met de gesp voor bijzondere krijgsverrichtingen “Nederlandsch-Indië 1941-1942” (GB dd.8 april 1948 nr 4).

Hij wordt bij de Koninklijke Landmacht ingedeeld als reserve Eerste luitenant bij het 11e Regiment infanterie met ingang van 1 augustus 1949 (MB nr 501 dd.0.08.49).

 

Tijdens de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 was hij met verlof in Nederland. Aldaar was hij mede-oprichter en voorzitter van de Nederlandse afdeling van de  Indo Nationale Partij:

Nieuwe Courant, 1 september 1949

Maandagavond 1 september 1949 werd te Den Haag opgericht en het afdelingsbestuur geïnstalleerd van de Indo Nationale Partij afdeling Nederland. De partijvoorzitter, P. Snel maakte op dat ogenblik deel uit van de B.F.O-delegatie ter Ronde Tafel Conferentie, en vertegenwoordigde de Nederlandse minderheden-groep. Hij installeerde het bestuur dat bestaat uit Mr. J.H. Schwab, voorzitter, L. Taylor Weber vice-voorzitter, M.A. Harten, secretaris H. Van de Wal en penningmeester E. W. van Naersen. Het secretariaat is te Den Haag ge­vestigd.

Van enige activiteit voor deze partij die de aandacht had van de BVD is mij evenwel niet gebleken…. E.W. “Broer” van Naersen is altijd zijn beste vriend gebleven.

Terug naar Indonesie

In Juni 1950 wordt hij als ambtenaar BB op non-actief en daarna op wachtgeld gesteld in verband met het gewijzigd staatsbestel in Indonesië. Tijdens zijn verblijf in Nederland probeert hij op allerlei manieren aan de kost te komen. Hij geeft lessen in de Bahasa Indonesia en volgt zelf studies in de pharmaceutische schei- en natuurkunde om bij zijn vriend Dion Rijken te Rotterdam, waar hij te dien tijde woont aan de Schietbaanlaan 61a te Rotterdam) werkzaam te kunnen zijn in diens apotheek. Daarnaast studeert hij ook nog economie en boekhouden. Hij volgt ook een opleiding in de handel bij de Industrie en Handelsmij “Pontjol” aan de Roemer Visscherstraat 2 te Amsterdam.

Als reserve-officier gaat hij bij reorganisatie over naar het Regiment Limburgse Jagers per 1 juli 1950. 

Bij MB van 4 november 1950 wordt hem het onderscheidingsteken voor langdurige dienst als officier (“het jeneverkruis”) met het cijfer XV toegekend.

Op 27 juli 1951 wordt de echtscheiding uitgesproken tussen J.H. Schwab en M.L. Donkel.

Hij krijgt bij MB nr 229608 van 16 augustus 1951 toestemming om zich in Indonesië op te houden tot 1 oktober 1952 met vrijstelling van opkomst in werkelijke dienst in tijd van vrede.Hij keert terug naar de oost.
Na de soevereiniteitsoverdracht wordt hij “uitgeleend” aan de regering van Indonesië en was aldaar enige tijd – als enige Nederlander – werkzaam op het departement van Economische Zaken. Hij is daar hoofdambtenaar toegevoegd aan de Minister van Economische Zaken en de Secretaris-Generaal. De werkzaamheden die hij verricht zijn onder meer:

– Hoofd van de afdeling wetgeving en juridische zaken van het Ministerie van EZ;
– Lid van de Staatscommissie voor wetgeving;
– Juridisch adviseur voor mijnbouwaangelegenheden en de gemengde mijnbouwbedrijven;
– plv. Lid van de raad van toezicht op het deviezeninstituut;
– Directeur van de Academie voor Buitenlandse Economische betrekkingen en leraar voor het vak Rechtswetenschap aan de academie;

” De Locomotief” van 29 november 1954:

“Tegenspraak: NIET mr J.H. Schwab door parket verhoord
Het ministerie van economische zaken heeft gereageerd op het bericht in sommige dagbladen, het hoofdparket mr. J.H.S. hoofdambtenaar bij dit ministerie, verhoord heeft in verband met -de beschuldiging- dat er leiders zijn die land en volk verkocht hebben. In verband met dit bericht verklaart het ministerie, dat er op ’t ministerie inderdaad een zekere mr. J.H. Schwab werkzaam is, wiens volle naam overeenstemt met de bekendgemaakte initialen, doch dat het hoofdparket deze ambtenaar nimmer opgeroepen heeft. Naar aanleiding hiervan spreekt het ministerie van het gegeven bericht tegen.”

[ In de jaren 1952-1955 zette de Nederlandse regering een rem op de komst van met name Indo-Europeanen. Deze groep zou, volgens de regering, slecht kunnen aarden in Nederland en moest tegen zichzelf beschermd worden. Alleen bij hoge uitzondering mochten deze gezinnen daarom nog naar Nederland komen. Daarvoor moesten zij een aanvraag (rekest) indienen bij het Hoge Commissariaat. De leefomstandigheden van deze groep gemengdbloedigen in Indonesië werd echter zo problematisch, dat de Nederlandse regering in 1955 besloot de repatriëringscriteria aan te passen. Hierdoor kwamen vanaf 1955 late repatrianten en spijtoptanten naar Nederland. Spijtoptanten hadden in eerste instantie voor het Indonesisch staatsburgerschap gekozen, maar hadden hier spijt van en opteerden bij aankomst in Nederland voor het Nederlands staatsburgerschap.]

Joseph Hermann Schwab, te dien tijde hoofdambtenaar bij het Ministerie van Economische zaken te Djakarta, hertrouwde op 8 juni 1954 des morgens om half tien te Djakarta met Van Lingen, Pauline Beatrice, geboren op 14 mei 1918, te Tjibatu, Garut;, van beroep ambtenares bij het Hoge Commissariaat der Nederlanden. Bij het huwelijk zijn getuigen Christiaan Ignatius Keiser, employé bij de Veem-combinatie, en James Charles van Lingen, hoofdambtenaar bij het Ministerie van Financiën te Djakarta.

44495_111143305607636_3423933_n(1)

De bruid was een dochter van Willem Arnold van Lingen en Carolina Catharina van der Heijde. (zie ook Van Lingen: onder nr 20 e.v.) Pauline Beatrice van Lingen was eerder gehuwd, op 20 juli 1939 te Batavia, met Davis, Frits Adolph [een neef van Maud Lilian Donkel]. Zij had uit dat huwelijk een zoon: Davis, Jan Adolph, geboren Batavia 2 mei 1940. Het huwelijk met Davis werd in 1953 door echtscheiding ontbonden.

Zij was aanvankelijk de secretaresse van Van Mook. Haar broer James Charles van Lingen, die aan de Birmaspoorweg had gewerkt en vanwege zijn vaardigheid met gitaar en banjo in het ensemble van Wim Kan had gespeeld, was een van de leiders van de beweging van Indische Nederlanders die gekant waren tegen het automatisch Indonesiër worden van de Indische Nederlanders (Nederlands onderdaan) en wilden dat zij Nederlander zouden worden met een mogelijkheid voor opteren voor het Indonesische staatsburgerschap. Toen bleek dat de indische beweging op de een of andere manier op de hoogte was van de plannen van de Nederlandse regering werd Bea van Lingen overgeplaatst naar de afdeling Paspoorten. Hier voorzag zij vele indische nederlanders van het felbegeerde document dat de mogelijkheid bood om naar Nederland te reizen. Een collega en levenslange goede vriendin aldaar was Mary M. Moolenburgh, die later de peetmoeder bij de doop van Bea’s oudste zoon zou zijn.

Op 16 september 1955 wordt te Djakarta hun eerste kind, zoon Werner Maria Schwab geboren. Zij wonen in Kebajoran Baru, Djalan Widjaja.

Op 6 december krijgt hij machtiging tot cijferverwisseling XX van zijn jeneverkruis en bij KB van 12 juni 1957 wordt de reserve Eerste luitenant Schwab met ingang van 1 juli 1957 wegens volbrachte diensttijd eervol uit de militaire dienst ontslagen.

Op 5 december 1957, ook bekend als Zwarte Sinterklaas, zagen nog in Indonesië wonende Indische Nederlanders zich gedwongen te vertrekken. Op die dag verklaarde de Indonesische regering alle Nederlanders staatsgevaarlijk. In 1958 is hierdoor een groep van nog eens 10.000 naar Nederland gekomen. Overigens kwamen toen (nog steeds) niet alle Nederlanders terug, met name (Indische) Nederlanders die sleutelposities bekleedden in het bedrijfsleven bleven in Indonesië. Daarnaast bleef een groep van bij benadering 5.000 Indo-Europeanen achter, die om uiteenlopende redenen niet mochten repatriëren naar Nederland. ]

nieuw bestaan in Nederland

De omstandigheden in 1958 waren voor Bea aanleiding om er bij Jos op aan te dringen naar Nederland uit te wijken, hoewel Jos zelf, die vanwege zijn functie in Indonesië in aanzien stond en hem te verstaan was gegeven dat het decreet van 5 december 1957 niet voor hem gold. Op 20 september 1958 keerde Joseph Hermann met zijn echtgenote en hun in Djakarta geboren zoon Werner Maria definitief terug naar Nederland met het M.S. Oranje. ook zijn vader, Joseph Schwab, die geopteerd had voor warga negara, keerde als spijtoptant met datzelfde schip terug naar Nederland. Zij arriveerden op 28 oktober 1958 te Amsterdam. In Nederland bouwde Joseph Hermann een nieuwe loopbaan op in overheidsdienst, nu bij het departement van Verkeer en Waterstaat en wel bij de Rijksverkeersinspectie. Na enkele jaren te hebben gewoond aan de  Huis te Landelaan 514 RIJSWIJK, verhuisde hij wegens zijn benoeming per 25 augustus 1960 tot adjunct-rijkshoofdinspecteur te Arnhem, naar Oosterbeek waar zij zich vestigden op Paasberg 10 . Op 9 augustus 1963 volgt bevordering tot Inspecteur van het Verkeer.

In Oosterbeek zet Jos zich bijzonder in voor de jeugd. Hij begeleidt pupillen die zich voorbereiden op emigratie naar Canada. Ook is hij enkele jaren hopman van de verkennerstroep van de R.K. verkennersgroep st.Bernulphus.
Op 31 maart 1964 wordt hun tweede zoon, Kurt Maria Schwab, in het st Elisabeth Gasthuis te Arnhem geboren.

Bij KB van 17 januari 1966 nr 20 volgt benoeming tot Rijkshoofdinspecteur en districtshoofd Drenthe en volgde verhuizing naar Assen waar het gezin gaat wonen aan de  Vredeveldseweg 26 . In Assen is hij aanvankelijk zeer actie in de r.k. parochie. Hij is enige tijd voorzitter van de parochieraad. De progressieve ontwikkelingen in de Nederlandse kerkprovincie liggen hem niet. Hij behoort tot een behoudende stroming in het katholicisme en zoekt voor zijn gezin daarbij behorende priesters. Zo is enige tijd de pater Winand Kotte een vaak geziene gast in het gezin, later wordt dat de helaas veel te vroeg overleden Passionist uit Maria Hoop (Echt) pater Petrus van Kerkhof, aan wie het gezin veel te danken heeft op het gebied van religieuze steun.

Op 10 augustus 1972 wordt hij benoemd tot districtshoofd van het district Noord-Brabant.  Weer verhuisde hij, nu naar Vught, Baroniesingel 9 , zijn laatste woonplaats. 

Ter gelegenheid van zijn pensionering op 1 augustus  1977 als Rijkshoofdinspecteur van het Verkeer, Rijksverkeersinspectie, districtshoofd District Noord-Brabant wordt hij bij Koninklijk besluit van 8 juni 1977, nr 15,  benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau. Na zijn pensionering is hij gedurende twee jaar in een adviserende functie nog actief voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Hij kan wegens reumatiek in zijn handen al lang niet meer cello spelen, maar hij neemt zijn andere liefhebberij, schilderen, weer op. De portretten op deze pagina zijn van zijn hand. Het laatste zelfportret, hieronder afgebeeld, is uit 1980.

Joseph Hermann overlijdt op 20 september 1989 te ’s Hertogenbosch. Hij leed al geruime tijd aan de ziekte van Alzheimer.

Hij wordt gecremeerd in Vlijmen en zijn as wordt bijgezet in een graf op de r.k. Begraafplaats st.Petrus Banden te Den Haag. Zijn echtgenote Pauline Beatrice Schwab-van Lingen overlijdt te Vught, twintig jaar later,  op 13 december 2009 aan een plotselinge hartstilstand. Ook zij wordt te Vlijmen gecremeerd en haar urn bijgezet in het graf van Jos.

Op 22 januari 2018 wordt door de Minister van Defensie aan J.H. Schwab alsnog postuum het Mobilisatie Oorlogskruis toegekend. Deze toekenning was evenwel onjuist, omdat hij immers reeds, volgend op de machtiging van de legercommandant van 5 mei 1949, bij besluit van de Minister van Defensie van 12 October 1949,  gemachtigd was tot het dragen van het Oorlogsherinneringskruis , met de gesp voor bijzondere krijgsverrichtingen “Nederlands Indië 1941-1942” . Derhalve is door de nabestaanden de medaille en de oorkonde aan het Ministerie geretourneerd. Het ministerie van Defensie heeft excuses aangeboden voor deze pijnlijke vergissing.






Vijfde generatie

21.3.1.3.1 Maria Maud Schwab
21.3.1.3.2 Maria Joke Schwab
21.3.1.3.3 Werner Maria Schwab
21.3.1.3.4 Kurt Maria Schwab
Voor verdere gegevens over de kinderen van 21.3.1.3 Joseph Hermann Schwab en hun nakomelingen zie:   terug in het heden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*